Veranderende werkwijzen Provinciale Staten Zuid-Holland
Lies van Aelst is sinds 2007 Statenlid in de provincie Zuid-Holland. Samen met Frank Johan Hoogendam vormt ze de fractie van de SP in Zuid-Holland. Ze verdelen de onderwerpen voor woordvoering. Met 14 jaar heeft ze een berg aan ervaring als Statenlid. In het dagelijkse leven werkt Lies voor de wethoudersvereniging.
“Ik was al vroeg politiek actief voor ROOD. Toen ik bijna 18 was vroeg de partij of ik interesse had om op de lijst te staan. Ik zat in mijn eindexamenjaar en had geen enkel idee wat de provincie deed en wat ik daar dan moest doen. Juist daarom vond ik het belangrijk Statenlid te worden. Want als ik zelfs al geen idee had, terwijl ik al 4 jaar politiek actief was. We haalden dat jaar 8 zetels en startten met een hele jonge fractie. Het was een fijne omgeving om kennis te maken met het werk als Statenlid en het reilen en zeilen van de provincie. En nu zijn we 14 jaar verder.
Bouw collectief geheugen op
Het collectieve geheugen van de Staten is onvoldoende. In deze bestuursperiode is twee derde van de Statenleden nieuw. Je gaat onderwerpen opnieuw bespreken zonder te kijken naar wat er al besproken en besloten is. Dat resulteert in onzekerheid voor inwoners. Continuïteit is belangrijk. Dan bouw je collectief geheugen op. Die spoeling is erg dun op het moment en dat komt de manier waarop wij als Provinciale Staten werken niet ten goede.
Lies van Aelst
Natuurlijk is het goed om nieuwe, frisse mensen erbij te hebben, maar je moet je dan wel in de voorgeschiedenis verdiepen. Ik vind het belangrijk dat je met commitment in de Staten zit. Je bent als volksvertegenwoordiger gekozen. Je wordt niet gekozen om rond te kijken om hogerop te komen. Mijn volksvertegenwoordigende rol vervul ik door veel gesprekken met mensen te voeren. En de plekken te bekijken waar het over gaat. Ook is het goed om je leden goed te betrekken en vertegenwoordigen.”
Integraal werken is een stopwoordje
Lies: “Eerlijk gezegd merk ik niet direct dat wij op een hele andere manier werken dan 4 of 8 jaar geleden. Het is niet wezenlijk anders. De kerntakendiscussie is tot 2011 te veel doorgeslagen. Er is veel cultuur wegbezuinigd. Soms krijg je de dooddoener: dit past niet binnen de kerntaken! Er zijn nu een aantal partijen die vinden dat we integraal moeten samen werken. Integraal wordt een soort stopwoordje.
Er wordt gediscussieerd of een onderwerp in de ene of de andere commissie wordt besproken. Het is niet zo relevant of het in de commissie Ruimte of in Milieu wordt besproken. Maak je daar niet druk over. Mijn standpunt wordt niet anders als we het in een andere commissie bespreken, maar we besteden best veel tijd aan discussiëren over dat soort bijzaken.”
Opgavegericht werken in netwerken
De afgelopen 10 jaar bewoog de Provincie Zuid-Holland van kerntaken naar opgavegericht werken. Netwerkend werken was belangrijk bij invoering van opgavegericht werken. De provincie werkt steeds vaker in netwerken aan maatschappelijke doelen. In Zuid-Holland zit netwerkend werken systematisch in de organisatie. De organisatie werkt op verschillende manieren naast elkaar. Netwerkend werken is er één van.
Lies: “Ik maak me weleens zorgen over het werken in netwerken en praatgroepen. De discussie onttrekt zich aan ons zicht, dat maakt controleren niet makkelijker. Dat maakt het minder transparant. Alles wat in een netwerk of praatgroep tot stand komt is minder zichtbaar voor mij als volksvertegenwoordiger en voor inwoners. Dat zorgt voor onduidelijkheid.”
Burgerparticipatie kan tot teleurstelling leiden
“Het is goed en belangrijk om inwoners te betrekken. Heel vaak is het zo dat aan de voorkant niet duidelijk is wat je nu precies met elkaar gaat doen. Welke status hun inspraak heeft, wat het proces is en wat er met de inbreng wordt gedaan. Het lukt ons niet goed om het proces zo vorm te geven dat inwoners er niet teleurgesteld en gefrustreerd uitkomen. Ik vind het belangrijk om als volksvertegenwoordiger naar inwoners te luisteren. Vertel eerlijk: ‘Jullie standpunt is prima, het mag er zijn, maar het is niet het mijne.’ Sommige partijen wijzigen vaak hun mening na burgerparticipatie. Mijn partij legt de mening ook altijd naast het ideologisch kader en het standpunt van mijn partij. En dat wordt uiteraard ook wel eens bijgesteld na een gesprek met mensen of een werkbezoek aan een organisatie. Het standpunt is niet vastomlijnd. Dat is altijd makkelijker bij een pragmatisch onderwerp, zoals een wegproject dan als het onderwerp aan je partijbeginselen raakt.”
Vernieuwend of modegrill?
“Het zou helpen als we niet alles doen als een soort van modegrillen. Inwoners hebben niet veel boodschap aan hoe wij vergaderen. We zouden dus op een beter doordachte manier moeten omgaan met participatie. Het is wel degelijk belangrijk maar we moeten aan de voorkant duidelijk genoeg zijn en verwachtingen managen, meepraten is niet hetzelfde als volledig krijgen waar je om vraagt. Dat iedereen zegt dit was goede inspraak, ondanks de uitkomst.
Ik ben niet vaak trots op hoe onze processen lopen, omdat ik veel meer van de inhoud ben dan van het proces. Soms ben ik blij met het resultaat of de uitkomst. Bijvoorbeeld:
- We voorkwamen dat er heel veel woonboten werden weggehaald en mensen konden dus op hun geliefde plekje blijven.
- Ik maakte me hard om een lift bij station Gorinchem te krijgen. Daar gaat ProRail na een lang en ingewikkeld proces eindelijk voor zorgen.
Dat zijn wel de momenten dat je als volksvertegenwoordiger echt iets kunt doen voor en met inwoners.”
Wees duidelijk en verdiep je in het verleden
“Als we niet onthouden wat we in het verleden hebben gedaan en als nieuwe volksvertegenwoordigers zich daar ook niet in (willen) verdiepen, dan doen we steeds hetzelfde rituele dansje. Je geeft inwoners opnieuw hoop of vrees en dat kan soms heel teleurstellend uitpakken.”